Vandaag liep ik de mannen-wc op mijn werk binnen; voor de tegelwand aan de andere kant van de ruimte die ik zojuist betreden had stond een grote man met zijn rug naar mij toe; het pak dat hij droeg was duidelijk geopend: het jasje hing los en de broek ook. Hij stond te plassen; hij stond voor een uninoir. Omdat ik daar op mijn werk ben, schoot me te binnen dat ik nu kon zeggen: 'Hee daar! Lekker met je piemel uit je broek?' Ik deed dat trouwens niet, hoewel het niet veel scheelde.
Ik denk dat ik de aanvechting om zoiets te zeggen niet gehad zou hebben als ik chirurg of vuilnisman geweest ware. En ik denk dat ik die aanvechting ook niet gehad zou hebben als onze afdeling niet grondig verbouwd ware. Onze afdeling is namelijk grondig verbouwd, tot een steriel flexkantoor, dat - als het ware (maar echt alleen als het ware, want de werkelijkheid is weerbarstig) - zich aanpast aan elke situatie. De flexruimte past zich in potentie misschien aan aan elke situatie; ikzelf pas me helemaal niet zo makkelijk aan aan elke situatie. In de mannen-wc ben ik er nog niet van afgekickt docent te zijn, die zich kan veroorloven allerlei dingen te roepen om de orde te handhaven.
Ik ben van plan om volgend jaar geen les meer te geven aan eerstejaars. Misschien helpt de omgang met jonge mannen die al iets zekerder weten dat ze dit vak willen uitoefenen me om minder een excentrieke docent te zijn. En daardoor meteen iemand te zijn die weet hoe je je dient te gedragen in een flexkantoor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten