De evolutietheorie - die ik alleen over een verre einder heb horen luiden, waardoor ik nu meteen denk te weten waar zijn klepel hangt - althans, het survival-of-the-fittestgedeelte ervan, verklaart alleen hoe soorten verdwijnen, maar eigenlijk niet hoe soorten ontstaan. Ik vind dat het erop lijkt dat bij het ontstaan van leven en bij het ontstaan van soorten intelligentie betrokken is. En dan waarschijnlijk niet een God, een soort externe intelligentie, maar eerder een intelligentie die in het leven zelf verpakt zit. Dat het leven zichzelf ontwikkelt, en daarmee ook zijn eigen intelligentie.
Het valt me het meest op door het gemarginaliseerd raken van de grote reptielen: de dinosaurussen bedoel ik. Sorry, maar die zien er behoorlijk fit uit. Met die tanden en die klauwen en die schubben. Bij zo'n enorm reptiel valt elk zoogdier in het niet. En toch zijn de zoogdieren met gemak fitter dan die geschubde monsters. En mensen zijn weer met gemak fitter dan de meeste zoogdieren, en vooral fitter dan de gevaarlijke zoogdieren.
Het opvallende verschil tussen reptielen en zoogdieren is dat zogen, en het zorgen. Zoogdieren zijn onderwijsdieren, die hun kinderen uitgebreid begeleiden voordat ze op krachten zijn, terwijl de dinosaurusopvoeding niet veel meer is dan het leggen van een ei. En hoe lang zijn mensen bezig met onderwijzen, voordat er echt iets staat! Ik vind het een hoop werk, kinderen grootbengen. Maar dat grootbrengen is mij steeds maar intelligenter aan het maken. Intelligentie en liefde, die zouden toch ook in een formule moeten passen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten