Hoofdstuk 3 van Troost voor Technici begint zo:
"De auto van mijn jeugd, mijn jeugdliefde, is de auto waarin ons gezin gedurende ongeveer vijf jaar rondreed toen ik op de leeftijd was waarop ik me ging hechten aan andere dingen dan alleen aan mijn moeder. Ik hechtte me dus aan een auto, en noemde die auto onze auto, hoewel het overduidelijk mijn vaders auto was, omdat hij er elke morgen mee naar zijn werk reed, omdat hij de roestgaatjes wegwerkte met glasvezelmatjes en met epoxyhars en omdat hij meestal aan het stuur zat, met zijn zonnebril op, die ouder was dan ik.
Die auto was een Renault 4 en de auto was oranje. Mijn ouders vonden het verstandig om in een oranje auto te rijden, omdat die goed opviel in het verkeer. Bovendien was de auto een oranje actiemodel; de eerste en enige auto die mijn ouders ooit nieuw kochtten, voor een goede prijs, omdat het een actiemodel was. Die eindeloos durende vijf jaar van mijn heerlijke jeugd in deze auto, eindigde toen de roestgaatjes die mijn vader allemaal geprobeerd had te bedekken met epoxy zo groot waren geworden, dat de wielophanging dreigde af te breken. De auto was total loss.
In deze auto reed mijn vader naar zijn werk, ‘s morgens voordat ik echt wakker was, en hij kwam weer thuis als ik mijn dag aan het afronden was. Dit klinkt als een verwijt, maar dat is het niet, het is meer dat ik elke dag vrij vroeg begon met het afronden van de dag: als de middag voorbij was, als ik naar huis moest komen om te eten, als het bouwwerk dat ik gemaakt had ontbonden en opgeruimd moest worden, of klaargemaakt om de nacht te overleven, als mijn vriendje naar huis ging of werd opgehaald, dan was mijn dag voorbij. Wat dan nog volgde was alleen maar de routine van avondeten, afwassen, lummelen, douchen, tandenpoetsen en gaan slapen. Deze dingen deed ik in het enorme huis waar we woonden, waarschijnlijk in de aanwezigheid van mijn ouders, maar vooral in de aanwezighieid van mijn moeder, die duidelijk steeds de leiding had over deze activiteiten."
"De auto van mijn jeugd, mijn jeugdliefde, is de auto waarin ons gezin gedurende ongeveer vijf jaar rondreed toen ik op de leeftijd was waarop ik me ging hechten aan andere dingen dan alleen aan mijn moeder. Ik hechtte me dus aan een auto, en noemde die auto onze auto, hoewel het overduidelijk mijn vaders auto was, omdat hij er elke morgen mee naar zijn werk reed, omdat hij de roestgaatjes wegwerkte met glasvezelmatjes en met epoxyhars en omdat hij meestal aan het stuur zat, met zijn zonnebril op, die ouder was dan ik.
Die auto was een Renault 4 en de auto was oranje. Mijn ouders vonden het verstandig om in een oranje auto te rijden, omdat die goed opviel in het verkeer. Bovendien was de auto een oranje actiemodel; de eerste en enige auto die mijn ouders ooit nieuw kochtten, voor een goede prijs, omdat het een actiemodel was. Die eindeloos durende vijf jaar van mijn heerlijke jeugd in deze auto, eindigde toen de roestgaatjes die mijn vader allemaal geprobeerd had te bedekken met epoxy zo groot waren geworden, dat de wielophanging dreigde af te breken. De auto was total loss.
In deze auto reed mijn vader naar zijn werk, ‘s morgens voordat ik echt wakker was, en hij kwam weer thuis als ik mijn dag aan het afronden was. Dit klinkt als een verwijt, maar dat is het niet, het is meer dat ik elke dag vrij vroeg begon met het afronden van de dag: als de middag voorbij was, als ik naar huis moest komen om te eten, als het bouwwerk dat ik gemaakt had ontbonden en opgeruimd moest worden, of klaargemaakt om de nacht te overleven, als mijn vriendje naar huis ging of werd opgehaald, dan was mijn dag voorbij. Wat dan nog volgde was alleen maar de routine van avondeten, afwassen, lummelen, douchen, tandenpoetsen en gaan slapen. Deze dingen deed ik in het enorme huis waar we woonden, waarschijnlijk in de aanwezigheid van mijn ouders, maar vooral in de aanwezighieid van mijn moeder, die duidelijk steeds de leiding had over deze activiteiten."

Geen opmerkingen:
Een reactie posten