Vermoedelijk zal ik de rest van mijn leven een bril dragen. Waarschijnlijk was dat niet nodig geweest als ik mijn ogen anders behandeld had dan ik totnogtoe gedaan heb: ik had meer moeten willen rondkijken, meer moeten willen zien wat in de echte wereld te zien is en ik had erop moeten vertrouwen dat vermoeide ogen kunnen herstellen, ook als het onscherp is. Een bril, zeker eentje die inmiddels de sterkte heeft van die van mij (gemiddeld min zes met een cilinder van tegen de drie) is een fuik waaruit niet te ontsnappen is.
Enkele maanden geleden heb ik voor het laatst in mijn leven een nieuw recept laten maken bij een opticien: gemiddeld min zes met een cilinder van tegen de drie. Dat was hier en daar meer dan twee dioptrie meer dan de bril die ik droeg, en ik besloot het advies te volgen. Ik besloot ook om nou eens niet mijn bril opzettelijk een hele dioptrie te zwak te laten maken, maar slechts een halve dioptrie, ondanks dat ik schele hoofdpijn kreeg van alle blaadjes en metselwerk dat mijn gezichtsveld in gesmeten werd.
Het is nu nu, dus enkele maanden nadien en ik zie met bril op weer even slecht als met mijn vorige bril. Ik zie de blaadjes en het metselwerk niet meer. Ik zie het zoals ik het wil zien: onverantwoord onscherp. Maar ik kijk wel door een lollig montuur, dankzij mijn nieuwe hobby: met een vijl van een goedkoop Hans-Andersmontuur iets maken dat - volgens mij dan - precies bij mijn hoofd past.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten