Eergisteren was ik lid van een commissie die het eindoordeel ging geven over het kwaliteit van het afstudeerwerk van een student die ik toevallig ook begeleid had. In die commissie zaten niet alleen ik en een collega, er was ook een externe deskundige. Dat was een vriendelijke man met verstand van zaken en een soort vaderlijkheid die bij zijn leeftijd paste. Je zou het ook grootvaderlijkheid kunnen noemen.
Nadat er een oordeel van de commissie was, kwam de arbeidsmarkt ter sprake. 'Wat ga je nou doen, jongen, als werktuigbouwkundig ingenieur?'
'Nou', zei de werktuigbouwkundig ingenieur, 'bij de xxx (kapitalistische horeca-onderneming) werken als yyy (matig verdienen, matige loopbaanperspectieven).'
'Een yyy bij xxx!?!' riep de grootvaderlijke externe deskundige verontwaardigd uit, 'maar het werkveld zit te schreeuwen om werktuigbouwkundige ingenieurs!'
Dit is grappig, ik hoor dit regelmatig en ik lees het, bijvoorbeeld in allerlei weerzinwekkende op technische studenten gerichte magazines: er zou een werkveld zijn dat roept en schreeuwt om technici. En tegelijk zie ik zovele echt sympathieke en talentvolle jongens hier met een diploma weggaan, die dat werkveld niet kunnen vinden. En die dat werkveld ook niet willen vinden, omdat het werkveld dat zich aandient dermate stompzinnig is, dat ze nog liever yyy bij xxx worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten