Behalve dat ik het boek Lelystad las, keek ik ook naar allerlei verklaringen die Joris van Casteren - de schrijver van het boek - erover op internet aflegde. Bij Pauw en Witteman legde hij bijvoorbeeld een verband tussen de nogal vlakke architectuur van Lelystad en het mislukken van die stad.
Ik ben in staat om alles te relativeren. Lelystad is misschien niet precies de utopie geworden die een enkeling voor ogen stond, toen daar - destijds - opeens de kans was om een hele nieuwe stad te bouwen, die alles kon goed maken wat er in de bestaande steden mislukt was. Die utopie is Lelystad misschien niet geworden, maar Lelystad is er toch maar mooi gekomen en Lelystad is er nog steeds. Dat op zichzelf is al schoonheid. Van Casteren vindt dat de architectonische geschiedenis van Lelystad niet ontkend of uitgewist zou moeten worden. En ik vind dat ook.
En het mislukken van de stad en het mislukken van de levens van de inwoners, ... zouden die beide mislukkingen veroorzaakt kunnen worden door de vormgeving van de stad? Dat kan misschien wel, maar niet zonder van het oude land meegebrachte heimwee, minderwaardigheidsgevoelens, wraakgevoelens, eenzaamheid en slechte huwelijken. En dat Lelystad gebouwd is op een plaats die door de Zuiderzeevissers als een Bermudadriehoek werd gemeden, lijkt me een veel relevanter onheil dan de eentonige vormgeving van de stad die op de zeebodem verrees.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten