Op pagina 47 van mijn Volkskrant Magazine kijken de warme donkere kijkers van Henk van Straten over een wit blokje heen, waarop een tekst - een column - van hem is afgedrukt. Achter dat witte blokje zit zijn mond, in een baard, maar beide - mond en baard - zijn door dat witte blokje niet te zien. Henk van Straten is een Eindhovense schrijver van 35 met enorm oeuvre; in de voorbereiding op dit stukje heb ik me al tamelijk uitgebreid in Henk van Straten zitten verdiepen.
Ik moet dit stukje in Volkskrant magazine van 2 en 3 november nog een keer lezen om deze tekst van Henk van Straten weer op mijn netvlies te krijgen. In deze tekst denkt hij terug aan nachten, die er veel waren, waarin hij seks had met allerlei meisjes, die hij, als de seks afgelopen was, met een smoes zijn huis uit zette of, bij wie hij, als een en ander bij hun had plaatsgevonden, vertrok zodra de alcohol was uitgewerkt. Nu denkt hij dat hij meer van zichzelf walgde dan van het meisje bij wie hij op dat moment zo snel mogelijk mijlenver vandaan wilde geraken.
Het stukje eindigt met al die vroege weekendochtenden, waarbij hij brak en moe was en opgelucht om weer alleen te zijn, om tenslotte in slaap te vallen: nerveus en melancholiek, om redenen die ik niet begrijp. Zoals hij inmiddels begrijpt dat hij destijds walgde van zichzelf, begrijpt hij inmiddels ook waarom hij destijds nerveus en melancholiek was?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten