donderdag 31 oktober 2013

voorpublicatie

Hoofdstuk 7 van Troost voor Technici begint zo: 

"Door Cyriels plotselinge vertrek van de opleidingskazerne in Blerick naar de Hojelkazerne in Utrecht werd het me weliswaar behoorlijk moeilijk gemaakt om in de vriendschap met hem te blijven investeren zodat daar iets duurzaams uit kon opbloeien, maar toch had hij in die ene keer dat ik bij hem aan zijn bed zat precies het activisme in mij wakker gemaakt waar ik naar op zoek was. Ik wisselde van paspoorthoesje. Dat betekende dat ik mijn lidmaatschap van de Algemene Vereniging Nederlandse Militairen (AVNM) - door de ballorige types van mijn nieuwe vakbond ook wel de korporaalszoontjesvereniging genoemd - opzegde en verruilde voor lidmaatschap van de Vereniging van Dienstplichtige Militaire (VVDM). Cyriel had het niet mis gehad: dit waren inderdaad hetzelfde soort jongens die vijf jaar geleden op de vredesdemonstratie zo’n indruk op mij gemaakt hadden. Ik gaf me op als actief lid en werd uitgenodigd voor een kadertraining in een jeugdherberg in de buurt van Amersfoort die drie dagen duurde en waarvoor ik probleemloos verlof kreeg van mijn commandant.


Poeh, die kadertraining. Alleen al van het woord kadertraining kreeg ik kippenvel van belangrijkheid; ik was door de kadertraining onderdeel van een revolutionaire beweging die het woord kader gebruikte en dan begreep wat daarmee bedoeld werd. De VVDM was een overzichtelijk vlak georganiseerde vakbond; ik kwam op de kadertraining verrassend makkelijk heel dicht in de buurt van het dagelijks bestuur; in de buurt van de jongens die gedurende hun hele dienstplichtperiode vrijgesteld waren om de revolutie te stoken onder de dienstplichtige militairen. Dit waren de leiders van de toekomst, dit waren de visionairen, die in de vijandige vermolmde samenleving van het Nederlandse leger via een wijdverspreid netwerk van verspieders de rottigheid door en door kenden en die hun hoofd koel hielden en passende acties aanstuurden om te vergelden, aandacht te vragen en om een hele generatie de kracht te geven om te blijven vechten. Dit was het type soldaten dat mij het leger in gelokt had. En daar in Amersfoort ontmoette ik ze. Ze waren allemaal een fractie ouder dan ik en waarschijnlijk daardóór hadden ze ergens geleerd om te vergelden en aandacht te vragen en te geven, wat ik dacht ook wel te kunnen leren. En zij blijkbaar ook, want ik mocht hun kadertraining komen en later nog wel meer dan dat.


Ik werd de afdelingsbestuurder van de generaal Winkelmankazerne en ik was dat in mijn eentje, hoewel er in het kantoortje, dat er op de kazerne voor de vakbondsvertegenwoordiger van de VVDM was, duidelijk allerlei sporen waren van voorgangers. Ik had een bureau en een nette systeemkast, een bruine telefoon met een draaischijf en zelfs een bed op mijn kantoor. Soms sliep ik daar, heel alleen, in het kleine kantoortje in het luguber leegstaande gebouw bij de ingang van de kazerne. Of ik rommelde nostalgisch in het archiefje in de systeemkast, waar foto’s waren van langharige militairen, stickers en posters waarop hogere legerfunctionarissen waren afgebeeld als varkens met te kleine broeken en overmatig veel insignes en epauletten en nog enkele vergeelde afdelingskrantjes: de Winkelhaak. Eén keer maakte ik zelf een Winkelhaak: het winternummer van 1988. Niet dat ik veel te vertellen had over wat zich op de generaal Winkelmankazerne afspeelde, want daarvan had ik geen idee. Ik zorgde vooral voor een professioneel consequente anarchistische vormgeving, wat cynische mopjes en enkele filosofische columns. Ik vermoed dat ik de laatste Winkelhaak maakte. In 2001 werd de generaal Winkelmankazerne gesloopt."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten